zondag 15 april 2012

Week 16 - De toekomst

Mijn plan staat vast: Ik wil geluk en geen ongeluk voorvoor Mijn volk.
Een hoopvolle toekomst beloof Ik.
Telkens als jullie Mij dan om hulp vragen en tot Mij bidden, zal Ik luisteren.
GNB

Ik immers, Ik ken de gedachten die Ik over u koester, spreekt de HEERE.
Het zijn gedachten van vrede en niet van kwaad, namelijk om u toekomst en hoop te geven.
Dan zult u Mij aanroepen en heengaan, u zult tot Mij bidden en Ik zal naar u luisteren.
HSV

Jeremia 29:11,12

Deze woorden van Jeremia zijn prachtige, bemoedigende woorden.
Ook ik heb ze menigmaal gebruikt om mezelf en anderen mee te bemoedigen en/of om aan te geven dat God het beste met ons voor heeft.
En daar geloof ik nog steeds in, alleen geloof ik niet dat dit een boodschap voor ons is waarin ons beloofd wordt dat we op deze aarde een voorspoedig leven zullen leven, als we maar in Hem geloven en Hem trouw en oprecht dienen.

De woorden die Jeremia hier schreef zijn woorden van God voor het volk Israël, dat door Nebukadnezar vanuit Jeruzalem naar  Babel was weggevoerd.
Als ballingen leefde het volk Israël in Babel.
Jeremia was niet meegevoerd naar Babel; de brief aan de leiders onder de ballingen, aan de priesters en profeten en aan allen die naar Babel waren weggevoerd, schreef hij vanuit Jeruzalem.

Maar aan de bovenstaande tekst uit Jeremia 29:11,12 gingen heel andere woorden vooraf.
Als je de bovenstaande tekst lees, en vervolgens wat eraan vooraf geschreven staat, kun je de woorden misschien niet eens met elkaar rijmen.
Want God zegt, bij monde van Jeremia, dat het volk Israël in Babel een bestaan op moet bouwen.
Ze moeten huizen bouwen en erin gaan wonen, de grond bewerken en oogsten.
Ze moeten trouwen en kinderen te krijgen, zich in zetten voor de stad waarheen ze als ballingen door God zijn gebracht.
Ze moeten bidden tot God voor de stad, want als het de stad goed gaat, zal het hen goed gaan.
God waarschuwt het volk om niet te luisteren naar de profeten en waarzeggers die onder hen zijn, want zij spreken niet namens Hem.
Zij spreken de woorden die het volk wil horen, maar het zijn geen woorden die God hen gegeven heeft.
En door Jeremia heen vertelt God Zijn volk dat het nog zeventig jaar in ballingschap zal leven en daarna zal Hij het terugbrengen naar Jeruzalem.

Dan pas komen de woorden: ‘Mijn plan staat vast: Ik wil geluk en geen ongeluk voorvoor Mijn volk. Een hoopvolle toekomst beloof Ik. Telkens als jullie Mij dan om hulp vragen en tot Mij bidden, zal Ik luisteren.‘

Gods plan, Gods gedachten over Zijn volk zijn gedachten, plannen, voor een hoopvolle toekomst voor Zijn volk.
Hij heeft het welzijn van Zijn volk op het oog.
Opnieuw kom ik uit bij het woord van God waarin Hij zegt: ‘want Mijn gedachten zijn niet Uw gedachten, Mijn wegen zijn niet Uw wegen, Mijn wegen zijn hoger dan uw wegen en Mijn gedachten hoger dan uw gedachten …’

Enerzijds zegt God dat Hij het beste met Zijn volk voor heeft, maar daarvóór zegt Hij wel dat ze nog zeventig jaar in ballingschap zullen leven in het land waarheen Hij ze heeft weggevoerd en dat ze daar dus een bestaan moeten opbouwen, door moeten gaan met leven.
God belooft hen echter ook, dat telkens als zij tot Hem bidden en Hem om hulp vragen, Hij zal luisteren.

Door God weggevoerd naar een vreemd land.
Nog zeventig jaar daar in ballingschap leven.
Jezelf moeten inzetten voor een stad waar je vreemdeling ben.
Trouwen en kinderen krijgen in een ver en vreemd land, vreemde grond bewerken. Strook dat met gedachten, plannen van vrede, van geluk, van een hoopvolle toekomst?
God had toch gedachten van vrede over Zijn volk en niet van onheil?
God had toch het geluk van Zijn volk voor ogen en niet hun ongeluk?
Een hoopvolle toekomst wilde Hij hen toch geven?

Het woord van God gaat verder.
(vers 13,14) Wie Mij met hart en ziel zoekt, zal Mij vinden. Ik zal jullie weer naar je land terugbrengen, terughalen uit de landen waarheen Ik jullie verdreven heb. Dat verzeker Ik jullie…

God Zelf had Zijn volk verdreven uit Israël, God Zelf had het volk naar Babel gebracht.
Waarom?
Omdat het ongehoorzaam was en niet naar Hem wilde luisteren.
God zocht het hart van Zijn volk.
Hij verlangde ernaar dat het Hem opnieuw gehoorzaam zou zijn, zal volgen, zou eren, zou dienen.
Hij had al zoveel profeten en dienaars gestuurd, maar ze wilden niet luisteren en gingen door met hun goddeloze praktijken.
God had hen gewaarschuwd dat Hij ze uit hun land zou wegvoeren als zij niet zouden breken met hun kwade praktijken.
God accepteerde (en accepteert) het niet, dat andere goden gediend worden in plaats van Hem. (Jeremia 25:1-14)

God bracht Zijn volk naar Babel om het tot inkeer te brengen.
God wilde dat Zijn volk Hem weer zou zoeken met heel hun hart en ziel.

Het volk ging de weg die naar hun ongeluk leidde en God gebruikte de ballingschap om het weer op de goede weg te brengen, de weg naar vrede, naar geluk, naar een hoopvolle toekomst.
Alleen de weg met God leidt naar een hoopvolle toekomst, naar vrede, naar geluk.
Niet zozeer gekenmerkt door voorspoed, maar door vooruitzicht.

De bemoediging die er voor ons in ligt, in deze woorden van Jeremia tot het volk Israël, is de hoop die wij, als kinderen van God, mogen hebben op een eeuwig leven met Hem.
Het vooruitzicht van een leven zonder pijn en verdriet.
Het vooruitzicht dat Hij al onze tranen zal drogen.
Dat de dood er niet meer zal zijn en zo ook geen rouw meer, geen jammerklacht.
(Openbaring 21:4)

Als er staat, dat God gedachten van vrede over ons heeft en niet van onheil, van kwaad, dan bedoelt God niet dat we alleen een leven van voorspoed zullen hebben, maar dat Hij, van Zijn kant uit, er alles aan zal doen (en gedaan heeft) om ons heil te bewerken, onze redding.
Ja, God heeft gedachten van vrede over ons, plannen van geluk, van een toekomst en hoop ook over ons, maar wel met het uiteindelijke doel dat wij voor eeuwig bij Hem mogen zijn en met Hem mogen leven.
Voor God is het belangrijkste waar wij de eeuwigheid zullen doorbrengen en niet dat het ons hier op aarde zo goed en voorspoedig mogelijk gaat.
Dat is niet Zijn prioriteit!
De plaats waar wij uiteindelijk de eeuwigheid zullen doorbrengen, dat is wat voor Hem het meeste telt.
En op de weg daar naar toe, wil Hij ons helpen, ons leiden; zal Hij ons nabij zijn in welke omstandigheden we ook verkeren.
Op de weg daar naar toe, heeft Hij ons Zijn Heilige Geest gegeven om ons kracht te geven, wijsheid, inzicht, troost.
We mogen elk moment bij Hem komen en om hulp vragen en Hij zal naar ons luisteren.

Vlak voordat de Here Jezus Zijn weg van lijden ging, zei Hij, in Johannes 16:33, tegen zijn discipelen:
‘Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat u in Mij vrede zult hebben.
In de wereld zult u verdrukking hebben, maar heb goede moed: Ik heb de wereld overwonnen.’

De Here Jezus belooft ons, als we Zijn wegen gaan, niet zozeer een leven van voorspoed, maar eerder het tegenovergestelde, al wil dat niet zeggen dat we als kinderen van Hem alleen maar tegenspoed of tegenslagen zullen hebben; God zegent ons ook met goede en mooie dingen, waar we van mogen genieten en Hem voor danken.
Maar we moeten ook rekening houden met verdrukking en moeilijkheden.
‘Wie Mij wil volgen, neme dagelijks zijn kruis op zich en volg Mij.’
Hem volgen betekent niet een leven van vrede en voorspoed zoals de wereld die biedt.
Hem volgen betekent, naast een vrede ontvangen die elk menselijk verstand te boven gaat en een hoopvolle toekomst, vervolgt worden, uitgelachen, mishandeld, afgewezen, buitengesloten.
En daarin zijn en blijven Gods gedachten over ons, gedachten van vrede en niet van onheil, want Hij wil een ieder van ons toekomst geven, een toekomst en hoop.
Aan ons is de keus of we ons willen onderwerpen aan Zijn plannen.
Laten we daarbij rekening houden met het feit dat ze regelmatig anders zullen zijn dan wat wij aan gedachten hebben over plannen van vrede, van een toekomst en van hoop.
Maar laten we ook nooit vergeten dat God de Almachtige is, de Alpha en de omega, het begin en het einde.
Zijn gedachten zijn niet onze gedachten en Zijn wegen niet onze wegen.
Zo hoog de hemel is boven de aarde, zo zijn Zijn wegen hoger dan onze wegen en Zijn gedachten hoger dan onze gedachten.
Zo spreekt God de Almachtige.
(Jesaja 55:8,9)

- Amen –




Lieve Vader in de hemel, de mens van tegenwoordig heeft vaak de neiging om U alleen te zien als een God van het goede, van liefde, van bewogenheid en daarin is soms weinig tot geen ruimte voor een God van toorn over de zonde, voor een God die toelaat dat Zijn kinderen verdriet hebben, pijn lijden, tegenspoed en tegenslagen hebben, vervolgt worden.
Woorden als gedachten van vrede en niet van onheil worden gebruikt om aan te geven, dat als we maar genoeg geloof hebben, U ons zal zegenen en ons een leven van voorspoed zal geven.
Maar deze woorden, Vader, die U door Jeremia heen sprak tot Uw volk, namen de zeventig jaren, die zij nog in ballingschap moesten doorbrengen, niet weg.
Net zomin U alle hobbels en bobbels weg zult nemen die nog op onze wegen komen, op onze weg naar ons eeuwig Vaderhuis.
De wereld heeft U, Heer Jezus, uitgespuugd.
Ze hebben U uitgelachen, gespot, gehoond.
Verraden, verloochend, geschopt en geslagen, met doornen gekroond, en opgehangen aan een kruis.
De grond was vaak uw bed en een steen Uw kussen.
Rijkdom en voorspoed was niet wat Uw leven, Heer Jezus, tekende.
Hoe zouden wij kunnen delen in Uw heerlijkheid, als wij niet willen delen in Uw lijden?
O Heer, laat ons toch zien voorbij financiële tegenslagen, voorbij de rijkdom van de wereld, voorbij de voorspoed van onze buren en onze blik richten op wat U ons heeft beloofd: ‘een hoopvolle toekomst – voor eeuwig bij U.’
Laat ons beseffen, dat als we in moeilijke omstandigheden verkeren, U gedachten van vrede over ons heeft, maar dat we het nu eenmaal in deze wereld niet altijd even makkelijk zullen hebben.
Tegenspoed en tegenslag betekent niet dat U geen gedachten van vrede over ons heeft, het betekent dat U in elke omstandigheid bij ons bent en we dichter tot U kunnen groeien en onze relatie met U zich kan verdiepen.
Maak ons waakzaam en alert voor de leugens van de boze en geef ons wijsheid en inzicht voor Uw waarheid.
Dank U, lieve Vader, voor de hoopvolle toekomst die mij wacht.
Dank U wel, dat ik mag leven in de wetenschap dat U gedachten van vrede over mij heeft en laat mij in tijden van onheil mijn blik gericht houden op de heerlijkheid die U voor mij hebt bereid.

- Amen –




Jezus beloofde ons niet
een leven van voorspoed;
dat de zon iedere dag
over ons leven zou schijnen.

Hij beloofde ons ook geen leven
zonder zorgen of verdriet;
of dat alle moeiten en zorgen
zomaar zouden verdwijnen.

Maar Hij gaf ons wel de belofte
op een hoopvolle toekomst;
waar Zijn licht en liefde
voor eeuwig zullen schijnen.

©Rita Klapwijk

Geen opmerkingen:

Een reactie posten