zondag 29 april 2012

Week 18 - Verdriet

… en deelde in al hun lijden,
Hij kwam hen redden in eigen persoon.
Liefdevol en mild gestemd,
bracht Hij hen verlossing.
Hij nam hen op de arm,
Hij droeg hen al die lang vervlogen dagen.
GNB

In al hun benauwdheid
was Hij benauwd;
de Engel van Zijn aangezicht heeft hen verlost.
Door Zijn liefde en door Zijn genade
heeft Hij hen bevrijd;
Hij hief hen op en droeg hen
al de dagen van weleer.
HSV

Jesaja 63:9

Verdriet.
Eigenlijk valt hier zoveel over te schrijven dat ik bijna niet weet waar te beginnen.
Er is zoveel leed in de wereld, zoveel pijn en verdriet, en door de huidige media komt het ook allemaal onze huiskamer binnen.

Mijn gedachten gaan naar Prins Friso, maar ook naar Margarit, een jonge vrouw, nog niet eens zo lang getrouwd, maar met de gladdigheid ruim twee jaar geleden kreeg zij een ongeluk en ligt nog steeds in coma.
Mijn gedachten gaan naar de jongelui die vorig weekend zijn verongelukt; naar de juwelier die afgelopen woensdag bij een overval is doodgeschoten en naar het mailtje dat ik diezelfde dag kreeg over een jong stel bij ons uit de gemeente wiens baby’tje te vroeg geboren is en overleden met de geboorte.
Mijn gedachten gaan naar het verdriet dat echtscheiding met zich mee brengt, maar ook het verdriet dat ziekte met zich mee brengt; het afscheid nemen van dingen die je niet meer kan.
Maar mijn gedachten gaan ook naar de miskramen die ikzelf heb gehad en het verdriet dat ook dat met zich meebrengt.
Het zijn slecht een paar voorbeelden van gezinnen en situaties waarin het verdriet in alle hevigheid binnenkomt.
Rauw en diep, intens en misschien ook wel vol vragen.
Zo onverwachts, zo hard, zo …

Verdriet, het is er in zoveel vormen en maten; maar elk verdriet is echt, mag gevoeld worden, simpelweg omdat jij het zo voelt en als zodanig ervaart.
Geen enkel verdriet mag als minder belangrijk, minderwaardig worden beschouwd, want ook al zou een ander dit niet als zodanig ervaren, dan wil dit niet zeggen dat het daarom niets is.
Voor God telt elk verdriet; groot en klein.

Misschien ben jij, die dit leest, wel gedompeld in verdriet.
Misschien zijn je dagen mistig door een sluier van tranen, is je bed nat van het jezelf in slaap huilen of zit je stilletjes op de bank, omdat je niet kunt slapen.
Misschien zoek je een schouder om uit te huilen, een luisterend oor bij wie je je verhaal kwijt kunt.

David, de man naar Gods hart, wist ook wat verdriet was; je hoeft de Psalmen er maar op na te lezen.

Ik ben moe van mijn zuchten, heel de nacht maak ik mijn bed nat, doorweek ik mijn rustbank met mijn tranen.
Psalm 6:7

Mijn tranen zijn mij tot voedsel, dag en nacht, …
Psalm 42:4a

Mijn ziel weent tranen van verdriet; …
Psalm 119:28a

Hoelang zal ik nog plannen maken in mijn ziel, verdriet hebben in mijn hart, dag na dag?
Psalm 13:3a 

Ook het verdriet van David was er in vele vormen en maten, maar hij wist waar hij ermee naar toe moest gaan.
Mensen kunnen ons hun troost aanbieden; een arm om je schouder of een dikke knuffel is van heel groot belang; we kunnen niet zonder.
Maar echte, diepe troost, troost die diep van binnen genezing brengt, weer rust en vrede in elk verdriet, is troost die van God komt.
Alleen Hij kan echt met je mee voelen, meelijden en je de troost geven die nieuwe rust en vrede brengt ondanks alles wat er gebeurt of gebeurd is.
Hij ziet ons lijden, Hij deelt in ons lijden.
Hij alleen kent de diepte van ons verdriet, de hoe en waarom’s, maar Hij wacht tot we bij Hem komen, en de tranen die we huilen, voor Zijn troon uitstorten.
En daarin geeft David ons ook het voorbeeld.

Luister naar mijn gebed, HEERE, neem mijn hulpgeroep ter ore, zwijg niet bij mijn tranen, …
Psalm 39:13

U hebt mijn omzwervingen geteld; doe mijn tranen in Uw kruik.
Staan zij niet in Uw register?
Psalm 56:9

Mijn ziel weent tranen van verdriet; richt mij op overeenkomstig Uw woord.
Psalm 119:28

Wees mij genadig, HEERE, want angst benauwt mij; verzwakt van verdriet is mijn oog, mijn ziel en mijn buik.
Psalm 31:10

U ziet het wel, want U aanschouwt de moeite en het verdriet, opdat men het in Uw hand geeft; op U verlaat de arme zich, U bent geweest een Helper van de wees.
Psalm 10:14

Ja, … opdat men het in Uw hand geeft …
Zolang wij het voor onszelf houden kan God niet datgene doen wat Hij zo graag wil doen.
Stort je verdriet uit bij Degene die het in Zijn hand neemt en je troost als geen ander ooit zal kunnen.
Geef het in Zijn hand en Hij zal je hart vullen met een rust en vrede die elk menselijk verstand te boven gaat, omdat het een rust en vrede is die van boven komt.
Geef het in Zijn hand, Hij lijdt met je mee!
Zijn liefde en genade brengen heling en genezing.
Hij tilt je op en draag je.

Geef het in Zijn hand en als jezelf geen woorden meer heb, gebruik de woorden van David uit de Psalmen.
Breng de woorden die God ons gegeven heeft terug bij Hem; Hij zal antwoorden.
Zoals Hij voor David zorgde, zo zorgt Hij ook voor jou en mij.
Zijn liefde en genade is zo oneindig groot, dat Hij Zijn Zoon gezonden heeft, zodat wij worden gered en er genezing en heling is van al ons lijden, al onze pijn  en al ons verdriet.




Lieve Vader in de hemel.
Dank U wel dat U meeleeft, meevoelt in al ons verdriet.
Dat U Zich niet van ons afkeert, maar dat, waar wij ook door heen gaan, welk verdriet het ook is dat ons benauwd, U daarin wilt delen.
Niets is voor U onbelangrijk of te min.
Ons verdriet is Uw verdriet, onze tranen zijn Uw tranen.
U ziet onze nood, U ziet onze pijn, U ziet ons verdriet en U verlangt ernaar dat wij alles bij U brengen en het in Uw hand leggen.
Bij U is troost, rust en vrede in elke storm van het leven en U wilt ons dragen, zodat wij niet zullen bezwijken.
Vader, ik bid zo voor allen wiens leven getekend is door verdriet; dat zij U zullen zoeken en het in Uw hand zullen leggen, zodat U hen kunt troosten en kunt vullen met Uw rust en vrede.
Neem weg alle boosheid, bitterheid en/of waarom’s  als die er tussen staan en ontferm U over hen.
Ja, Here, Ontferm U over een ieder wiens leven vol is van verdriet.
Wees U hun Trooster, de Ontfermer in alle nood.

In Jezus’ Naam.

- Amen -




Geef het in Mijn  hand,
wacht toch niet langer meer.
Ik zie je tranen,
Ik zie je pijn,
Ik zie je verdriet,
het doet Mij zo zeer!

Geef het in Mijn hand,
wacht toch niet langer meer.
Ik zie je moeiten,
Ik zie je zorgen,
Ik zie je lijden,
geef het aan Mij, de Heer!

Geef het in Mijn hand,
wacht toch niet langer meer.
Ik deel in al jouw lijden,
Ik voel jouw diepst verdriet,
Ik wil je dragen,
leg het toch bij Mij neer!

Geef het toch in Mijn hand;
Ik wacht tot jij je tot Mij keer.
Ik wil je troosten,
Ik wil je bemoedigen,
Ik wil je geven Mijn rust en vrede.
Kom toch,
en leg alles bij Mij neer.

©Rita Klapwijk

zondag 22 april 2012

Week 17 - Vergeving

U bent door God uitgekozen, Hem behoort u toe en Hij heeft u lief.
Kleed u dus met medeleven, goedheid, bescheidenheid, zachtmoedigheid en geduld.
Verdraag elkaar en vergeef elkaar, als iemand over een ander te klagen heeft.
Vergeef zoals de Heer ook u vergeven heeft.
GNB

Bekleed u dan, als uitverkorenen van God, heiligen en geliefden, met innige gevoelens van ontferming, vriendelijkheid, nederigheid, zachtmoedigheid, geduld.
Verdraag elkaar en vergeef de een de ander, als iemand tegen iemand anders een klacht heeft; zoals ook Christus u vergeven heeft, zo moet ook u doen.

Kolossenzen 3:12,13

Met het lezen van de twee Bijbelteksten voor het stukje voor deze keer (en het lezen wat er in de Matthew Henri’s Verklaring hierover staat) dringt het opnieuw weer eens heel diep tot me door hoe onvoorstelbaar groot de betekenis is van deze woorden.
Welk een verantwoordelijkheid wij als Christen ook hebben.
Waar God naar verlangt dat wij doen als kind van Hem.

Deze twee Bijbelteksten staan in het gedeelte waar Paulus schrijft over de oude en de nieuwe mens.
In vers 5 t/m 9 geeft Paulus aan wat het leven van de oude mens, die we waren voordat we de Here Jezus als onze Verlosser hebben aangenomen, inhield.
In vers 9 t/m 11 wat er gebeurd is met het aannemen van de Here Jezus als onze Verlosser.
En in vers 12 en 13 geeft hij aan wie we nu zijn en wat er daarmee van ons wordt verwacht.
En zo komen Gods woorden door Paulus heen tot ons die Hem toebehoren.

Ik mag Bijbelteksten graag persoonlijk maken door mijn eigen naam in te vullen.
Hierdoor komen de woorden vaak veel dieper binnen.
Ook nu wil ik dit doen en ik vraag je, als je dit lees, dit ook te doen.
Vul eens je eigen naam in en lees de woorden alsof ze rechtstreeks tot jou gesproken worden.

Rita/…..., je bent door Mij uitgekozen.
Je behoort toe aan Mij.
Ik heb jou lief.
Rita/….… , kleed je dus met medeleven, goedheid, bescheidenheid, zachtmoedigheid en geduld.
Rita/…….. , verdraag de ander en vergeef de ander; als je iets te klagen hebt over iemand.
Zoals Mijn Zoon, Jezus, jou vergeven heeft Rita/….... , zo moet ook jij de ander vergeven.

Ik weet niet hoe het bij jou is, maar deze woorden hebben een behoorlijke impact op mij en ik besef hoe ik vaak schromelijk te kort schiet.
Maar ik wil daar niet in blijven steken en lees opnieuw de woorden en laat ze diep tot me doordringen en een hernieuwd verlangen, om Zijn woorden na te leven, ontspringt in mijn hart.
En ik ga er eens goed voor zitten om Zijn woorden te bestuderen.

Allereerst is het dus heel belangrijk dat ik ten volle besef wie ik ben.
Ik ben door God uitgekozen, de Allerhoogste, de Almachtige, de Schepper van hemel en aarde heeft mij uitgekozen om Zijn kind te zijn.
Hem behoor ik toe en Hij, Jaweh - El Elohim, heeft mij lief!
Mij, zondig mens, met allemaal fouten en gebreken, soms tig keer dezelfde fout makend, heeft Hij lief!
Hij houdt van mij zoals ik ben.
Hij kent mij door en door en nog houdt Hij van me!

Maar wat doe ik daarmee ?

Het mag duidelijk zijn dat een leven met Jezus als onze Verlosser en Heer niet zonder consequenties is.
In de eerste verzen liet Paulus ons al zien dat ons leven drastisch veranderen moet als we een nieuw leven gaan leiden.
Sommige dingen zullen we vanzelf laten, maar van andere dingen zullen we ons bewust moeten worden.
Als we jaar en dag op een bepaalde manier geleefd hebben, dingen hebben gedaan, dan zijn we dat niet altijd maar in één keer kwijt.
Soms zullen we daar hard aan moeten werken en zullen we het moeten leren met vallen en opstaan.
En dat geeft niet, zolang we ons maar blijven uitstrekken naar het doen van Gods wil.
Lopen leerden we per slot van rekening ook niet in één keer, en ook dat ging gepaard met vallen en opstaan.

Maar naast het afleren/laten van dingen, verlangt God ook van ons dat we andere dingen gaan doen.
……  kleed je dus met medeleven, goedheid, bescheidenheid, zachtmoedigheid en geduld.
Het is dus niet alleen een kwestie van maar weer nieuwe dingen aanleren of gaan doen, maar hier staat duidelijk dat we ons er mee moeten aankleden.
Met andere woorden, we moeten ’s morgens dus niet alleen onze gewone kleren aantrekken, maar ook deze eigenschappen als een kledingstuk aandoen.
We moeten er dus duidelijk voor kiezen om deze eigenschappen aan te trekken!
Zoals we ’s morgens als we voor onze kledingkast staan om onze kleren voor die dag uit te zoeken, zo moeten we ook dus bepalen of we de eigenschappen van een kind van God aantrekken of de eigenschappen van de wereld.
Vanuit onszelf bezitten we deze eigenschappen niet echt of nauwelijks, maar als wij dagelijks Gods aangezicht zoeken, tijd met Hem doorbrengen, met hem wandelen, dan zal Zijn Geest ons deze dingen leren.
En vaak gaat dat …, juist, door middel van moeilijke mensen die op je pad komen (laten we ons daarin ook beseffen dat wijzelf weleens de moeilijke persoon in het leven van een ander kunnen zijn), of moeilijke situaties, of mogelijkheden om goed te doen, medeleven te betonen enzovoort, enzovoort.

Nu, ook hierin moet ik bekennen, dat, als ik mij ’s morgens aankleed, ik echt niet aan deze dingen denk om ze ook aan te trekken.
Het is eerder ’s morgens vaak een kwestie van uitkienen wanneer ik de badkamer in kan en dan vaak opschieten, want de volgende moet erin.
Stille tijd, of te wel, tijd met God doorbrengen aan het begin van de dag, is daarom wel zo belangrijk.
Natuurlijk kan het ook op een ander moment van de dag, het belangrijkste is dat we tijd met God doorbrengen, stil worden, Zijn woord lezen, bidden, danken.
Door te kijken naar hoe Jezus, Zijn Zoon, leefde, en te gaan wandelen in Zijn voetsporen, hoe meer Zijn karaktereigenschappen zichtbaar zullen worden in ons leven.
Dan zullen we ’s morgens niet alleen meer onze gewone dagelijkse kleding aan trekken, maar ook het kleed van medeleven, het kleed van goedheid, het kleed van bescheidenheid, het kleed van zachtmoedigheid en het kleed van geduld.

We zijn er dan echter nog niet; verdraagzaamheid en vergeving horen er ook nog bij.
En laten we eerlijk zijn, verdraagzaamheid en vergeving zijn in deze dagen soms vaak ver te zoeken.
Het extreme dringt zich aan mij op in de beelden die mij voor ogen komen van de voetballer die afgelopen week tegen het hoofd is geschopt en waarbij het bloed van zijn gezicht afdruipt.
Ik weet niet eens wat er precies gebeurd is, behalve dat hij in zijn gezicht getrapt is; doch het lijkt mij een extreme uiting van onverdraagzaamheid en onvergevingsgezindheid.
Als ik denk aan al die tv programma’s die er zijn om ruzies in families en met vrienden bij te leggen, dan zegt dat denk ik genoeg over onze mate van verdraagzaamheid en vergevingsgezindheid.
En zo zijn er wel tig voorbeelden te noemen; ik denk dat we ze allemaal wel kennen.
Ook in ons eigen leven.

Soms denk je dat je van jezelf best wel verdraagzaam ben, maar is dat ook zo?
Als een andere automobilist je afsnijdt, hoe reageer je dan?
Word je boos, scheld je een keer, ga je die persoon zelf even snel inhalen en afsnijden, of is je reactie: ach, hij (zij) heeft het vast niet goed gezien, Heer, zegen deze persoon en bewaar hem (haar).
Of je komt er achter dat je vriendin, die je iets in vertrouwen had verteld, het heeft doorverteld aan iemand anders.
Of je collega loopt over je te roddelen en verteld allemaal dingen over jou die helmaal niet waar zijn.
Iemand dringt voor in de rij bij de kassa.
Of een broeder of zuster in je kerk/gemeente zegt iets heel vervelends tegen je, of iemand belooft iets en vergeet het.
Hoe reageren wij?
Hoe is onze reactie?
Zijn we ook bereid tot vergeving?
Dit is wel hetgeen God van ons vraagt.

Een aangrijpend voorbeeld van vergeving is het voorbeeld van Corrie ten Boom, die, toen zij na een spreekbeurt oog in oog kwam te staan met één van de beul uit kamp Ravensbrück, waar haar zuster is gestorven.
Deze man was tot geloof gekomen en kwam haar om vergeving vragen.
Het hele verhaal, lees hier >> Vergeven << 

Maar het aller aangrijpendste en indrukwekkendste voorbeeld van vergeving, is het voorbeeld dat de Here Jezus ons heeft gegeven met Zijn lijden en sterven voor onze zonden.
En een ieder die in Hem zijn/haar Verlosser en Redder weet, kent de grootte van de vergeving die hij/zij zelf ontvangen heeft.
(zo niet, dan is het goed om daar eens over na te denken)
En zo kom ik bij het laatste gedeelte van de Bijbelteksten voor deze keer: ‘Zoals de Here Jezus mij vergeven heeft, zo moet ook ik de ander vergeven.’

Is dit makkelijk?
Ging dit Corrie ten boom zo makkelijk af?
Nee, het is waarschijnlijk één van de moeilijkste dingen die we soms ooit moeten doen, maar de Here Jezus vraagt het wel van ons, van mij.
Daarom is het goed om steeds weer te kijken naar hoeveel de Here Jezus ons heeft vergeven.
Opnieuw klinken in mijn gedachten de klanken van een lied dat mij eens  persoonlijk heel erg heeft geholpen om tot vergeving te komen.
Het lied van Laura Woodley Osman - I’ve been forgiven of more than I could ever be angry for;
instead of judgement I choose mercy."
God heeft mij meer vergeven dan dat ik ooit ergens boos over kan zijn.
In plaats van veroordeling kies ik voor genade.
Voor meer, lees hier >> I’ve been forgiven of more … <<
(Het nummer heet: ‘Mercy’ en is van de CD ‘In love’)

Ja, God heeft ons meer vergeven dan dat ik ergens boos over kan zijn.
In plaats van veroordeling, kies ik voor genade.
Vergeven is een keuze.
Vergeef ik de ander of blijf ik boos?
Ongeacht wat de ander heeft gedaan.
Ik schrijf dit niet licht, maar houdt voor ogen wat de Here Jezus voor mij heeft gedaan en wat ik als voorbeeld heb gekregen (gehoord/gezien)

Soms denken we dat de ander eerst om vergeving moet vragen; als de ander om vergeving vraagt, dan moeten wij het ook schenken.
Maar een ander altijd vergeven is ook beter voor onszelf, dus ook als de ander niet om vergeving vraagt.
Niet vergeven en dus boos blijven, groeit dan als het ware als van een klein boompje uit tot een reusachtige boom en de wortels van bitterheid, pijn en verdriet verankeren zich tot diep in je hart en je leven.
En waar deze dingen zitten kan de liefde van God dan niet komen en het zal als een kloof tussen jou en God in komen te staan en je zult uitgroeien tot een bitter persoon.
Je leven zal beheerst worden door wat de ander je heeft aangedaan en de mooie dingen zul je niet meer zien, want alles wordt overschaduwd door bitterheid, door wat er eens is gebeurd en wat jou is aangedaan.

Als kind van God hoef je het niet alleen te doen.
God geeft ons de opdracht om te vergeven, maar Hij zal ons daartoe de kracht geven om het ook te doen, als wij maar gehoorzaam willen zijn.
Corrie ten Boom wilde en kon het vanuit zichzelf niet doen, alles in haar verwrong zich door wat er was gebeurd, maar uit gehoorzaamheid aan God stak zij haar hand uit en God kwam haar tegemoet.
De vergeving die Corrie schonk aan deze man kwam niet voort uit het juiste gevoel, maar uit gehoorzaamheid aan God en van daaruit veranderde haar gevoel.

Als wij in gehoorzaamheid wandelen, zal God ons tegemoet komen op welke manier dan ook.




Lieve Vader in de hemel, soms denk ik dat ik Uw wegen bewandel, loop in het voetspoor van Here Jezus Christus, maar als ik de bovenaanstaande woorden lees, dan besef ik weer eens te meer, dat ik toch ook wel heel vaak naast dat pad loop.
Ik vergeet nooit om mij ’s morgens aan te kleden, dat gaat vanzelf, maar om de kleden van medeleven, goedheid, bescheidenheid, zachtmoedigheid en geduld iedere dag aan te doen, kom ik soms niet toe of ik denk er niet eens aan.
De dingen van alle dag kunnen me soms zo opslokken en meenemen voor ik er ook maar erg in heb.
Vergeef mij, Heer, vergeef mij.
En ook in verdraagzaamheid schiet ik vaak zo te kort, Heer, ook dat is zo vaak weg uit mijn gedachten op het moment dat een ander mij iets aan doet.
En dat geldt ook voor vergeving, Vader.
Vergeef mij, dat ik soms zo hardleers ben en het gewoon vergeet of zelfs soms niet eens wil.
Dan ben ik het zat om steeds maar weer de minste te zijn, of om voor een watje aangezien te worden, of ik houd mezelf voor dat ik als Christen toch ook niet over me hoef te laten lopen.
De ander moet maar …
Vader, ik belijd U deze zonden en vraag om vergeving en ik dank U, dat ik mij vergeven mag weten door het vergoten bloed van Uw Zoon, onze Here Jezus Christus.
Ik bid U om meer van Uw Heilige Geest in mij, meer van Uw liefde, Uw bewogenheid, zodat al die andere dingen in mij tot rijping kunnen komen en ik meer en meer op U zal gaan lijken.
Laat mij zien, Vader, waar nog onvergevingsgezindheid is in mijn leven, opdat ik dat kan belijden, vergeving kan ontvangen en alsnog zal vergeven.
Leer mij zo om Uw wil te doen, naar Uw wil te leven en help mij daar alstublieft bij door de kracht van Uw Geest.
In Jezus’ Naam.

- Amen -
 



Als wij,
als kinderen van de Allerhoogste,
nu eens iedere dag opnieuw,
niet alleen onze gewone kleding aantrekken,
maar ook de klederen van medeleven en goedheid,
bescheidenheid, zachtmoedigheid en geduld.

Als wij,
kinderen die Hem toebehoren
en door Hem zo worden bemind,
verdraagzaam zouden zijn, vergevingsgezind,
wat zou de wereld er dan anders uitzien,
en minder worden verteerd door schuld.

Als wij,
die door God zijn uitgekozen,
steeds opnieuw zouden vergeven,
zoals Hij ons vergeven heeft,
wat zou de wereld dan
met meer van Zijn liefde worden vervuld.

Heer, ik wil afleggen, alles,
wat mij zo hinderlijk in de weg staat
om meer op U te gaan lijken.
Kom met Uw Geest, bedauw mijn hart,
laat mij met meer van U zijn omhuld.

©Rita Klapwijk

zondag 15 april 2012

Week 16 - De toekomst

Mijn plan staat vast: Ik wil geluk en geen ongeluk voorvoor Mijn volk.
Een hoopvolle toekomst beloof Ik.
Telkens als jullie Mij dan om hulp vragen en tot Mij bidden, zal Ik luisteren.
GNB

Ik immers, Ik ken de gedachten die Ik over u koester, spreekt de HEERE.
Het zijn gedachten van vrede en niet van kwaad, namelijk om u toekomst en hoop te geven.
Dan zult u Mij aanroepen en heengaan, u zult tot Mij bidden en Ik zal naar u luisteren.
HSV

Jeremia 29:11,12

Deze woorden van Jeremia zijn prachtige, bemoedigende woorden.
Ook ik heb ze menigmaal gebruikt om mezelf en anderen mee te bemoedigen en/of om aan te geven dat God het beste met ons voor heeft.
En daar geloof ik nog steeds in, alleen geloof ik niet dat dit een boodschap voor ons is waarin ons beloofd wordt dat we op deze aarde een voorspoedig leven zullen leven, als we maar in Hem geloven en Hem trouw en oprecht dienen.

De woorden die Jeremia hier schreef zijn woorden van God voor het volk Israël, dat door Nebukadnezar vanuit Jeruzalem naar  Babel was weggevoerd.
Als ballingen leefde het volk Israël in Babel.
Jeremia was niet meegevoerd naar Babel; de brief aan de leiders onder de ballingen, aan de priesters en profeten en aan allen die naar Babel waren weggevoerd, schreef hij vanuit Jeruzalem.

Maar aan de bovenstaande tekst uit Jeremia 29:11,12 gingen heel andere woorden vooraf.
Als je de bovenstaande tekst lees, en vervolgens wat eraan vooraf geschreven staat, kun je de woorden misschien niet eens met elkaar rijmen.
Want God zegt, bij monde van Jeremia, dat het volk Israël in Babel een bestaan op moet bouwen.
Ze moeten huizen bouwen en erin gaan wonen, de grond bewerken en oogsten.
Ze moeten trouwen en kinderen te krijgen, zich in zetten voor de stad waarheen ze als ballingen door God zijn gebracht.
Ze moeten bidden tot God voor de stad, want als het de stad goed gaat, zal het hen goed gaan.
God waarschuwt het volk om niet te luisteren naar de profeten en waarzeggers die onder hen zijn, want zij spreken niet namens Hem.
Zij spreken de woorden die het volk wil horen, maar het zijn geen woorden die God hen gegeven heeft.
En door Jeremia heen vertelt God Zijn volk dat het nog zeventig jaar in ballingschap zal leven en daarna zal Hij het terugbrengen naar Jeruzalem.

Dan pas komen de woorden: ‘Mijn plan staat vast: Ik wil geluk en geen ongeluk voorvoor Mijn volk. Een hoopvolle toekomst beloof Ik. Telkens als jullie Mij dan om hulp vragen en tot Mij bidden, zal Ik luisteren.‘

Gods plan, Gods gedachten over Zijn volk zijn gedachten, plannen, voor een hoopvolle toekomst voor Zijn volk.
Hij heeft het welzijn van Zijn volk op het oog.
Opnieuw kom ik uit bij het woord van God waarin Hij zegt: ‘want Mijn gedachten zijn niet Uw gedachten, Mijn wegen zijn niet Uw wegen, Mijn wegen zijn hoger dan uw wegen en Mijn gedachten hoger dan uw gedachten …’

Enerzijds zegt God dat Hij het beste met Zijn volk voor heeft, maar daarvóór zegt Hij wel dat ze nog zeventig jaar in ballingschap zullen leven in het land waarheen Hij ze heeft weggevoerd en dat ze daar dus een bestaan moeten opbouwen, door moeten gaan met leven.
God belooft hen echter ook, dat telkens als zij tot Hem bidden en Hem om hulp vragen, Hij zal luisteren.

Door God weggevoerd naar een vreemd land.
Nog zeventig jaar daar in ballingschap leven.
Jezelf moeten inzetten voor een stad waar je vreemdeling ben.
Trouwen en kinderen krijgen in een ver en vreemd land, vreemde grond bewerken. Strook dat met gedachten, plannen van vrede, van geluk, van een hoopvolle toekomst?
God had toch gedachten van vrede over Zijn volk en niet van onheil?
God had toch het geluk van Zijn volk voor ogen en niet hun ongeluk?
Een hoopvolle toekomst wilde Hij hen toch geven?

Het woord van God gaat verder.
(vers 13,14) Wie Mij met hart en ziel zoekt, zal Mij vinden. Ik zal jullie weer naar je land terugbrengen, terughalen uit de landen waarheen Ik jullie verdreven heb. Dat verzeker Ik jullie…

God Zelf had Zijn volk verdreven uit Israël, God Zelf had het volk naar Babel gebracht.
Waarom?
Omdat het ongehoorzaam was en niet naar Hem wilde luisteren.
God zocht het hart van Zijn volk.
Hij verlangde ernaar dat het Hem opnieuw gehoorzaam zou zijn, zal volgen, zou eren, zou dienen.
Hij had al zoveel profeten en dienaars gestuurd, maar ze wilden niet luisteren en gingen door met hun goddeloze praktijken.
God had hen gewaarschuwd dat Hij ze uit hun land zou wegvoeren als zij niet zouden breken met hun kwade praktijken.
God accepteerde (en accepteert) het niet, dat andere goden gediend worden in plaats van Hem. (Jeremia 25:1-14)

God bracht Zijn volk naar Babel om het tot inkeer te brengen.
God wilde dat Zijn volk Hem weer zou zoeken met heel hun hart en ziel.

Het volk ging de weg die naar hun ongeluk leidde en God gebruikte de ballingschap om het weer op de goede weg te brengen, de weg naar vrede, naar geluk, naar een hoopvolle toekomst.
Alleen de weg met God leidt naar een hoopvolle toekomst, naar vrede, naar geluk.
Niet zozeer gekenmerkt door voorspoed, maar door vooruitzicht.

De bemoediging die er voor ons in ligt, in deze woorden van Jeremia tot het volk Israël, is de hoop die wij, als kinderen van God, mogen hebben op een eeuwig leven met Hem.
Het vooruitzicht van een leven zonder pijn en verdriet.
Het vooruitzicht dat Hij al onze tranen zal drogen.
Dat de dood er niet meer zal zijn en zo ook geen rouw meer, geen jammerklacht.
(Openbaring 21:4)

Als er staat, dat God gedachten van vrede over ons heeft en niet van onheil, van kwaad, dan bedoelt God niet dat we alleen een leven van voorspoed zullen hebben, maar dat Hij, van Zijn kant uit, er alles aan zal doen (en gedaan heeft) om ons heil te bewerken, onze redding.
Ja, God heeft gedachten van vrede over ons, plannen van geluk, van een toekomst en hoop ook over ons, maar wel met het uiteindelijke doel dat wij voor eeuwig bij Hem mogen zijn en met Hem mogen leven.
Voor God is het belangrijkste waar wij de eeuwigheid zullen doorbrengen en niet dat het ons hier op aarde zo goed en voorspoedig mogelijk gaat.
Dat is niet Zijn prioriteit!
De plaats waar wij uiteindelijk de eeuwigheid zullen doorbrengen, dat is wat voor Hem het meeste telt.
En op de weg daar naar toe, wil Hij ons helpen, ons leiden; zal Hij ons nabij zijn in welke omstandigheden we ook verkeren.
Op de weg daar naar toe, heeft Hij ons Zijn Heilige Geest gegeven om ons kracht te geven, wijsheid, inzicht, troost.
We mogen elk moment bij Hem komen en om hulp vragen en Hij zal naar ons luisteren.

Vlak voordat de Here Jezus Zijn weg van lijden ging, zei Hij, in Johannes 16:33, tegen zijn discipelen:
‘Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat u in Mij vrede zult hebben.
In de wereld zult u verdrukking hebben, maar heb goede moed: Ik heb de wereld overwonnen.’

De Here Jezus belooft ons, als we Zijn wegen gaan, niet zozeer een leven van voorspoed, maar eerder het tegenovergestelde, al wil dat niet zeggen dat we als kinderen van Hem alleen maar tegenspoed of tegenslagen zullen hebben; God zegent ons ook met goede en mooie dingen, waar we van mogen genieten en Hem voor danken.
Maar we moeten ook rekening houden met verdrukking en moeilijkheden.
‘Wie Mij wil volgen, neme dagelijks zijn kruis op zich en volg Mij.’
Hem volgen betekent niet een leven van vrede en voorspoed zoals de wereld die biedt.
Hem volgen betekent, naast een vrede ontvangen die elk menselijk verstand te boven gaat en een hoopvolle toekomst, vervolgt worden, uitgelachen, mishandeld, afgewezen, buitengesloten.
En daarin zijn en blijven Gods gedachten over ons, gedachten van vrede en niet van onheil, want Hij wil een ieder van ons toekomst geven, een toekomst en hoop.
Aan ons is de keus of we ons willen onderwerpen aan Zijn plannen.
Laten we daarbij rekening houden met het feit dat ze regelmatig anders zullen zijn dan wat wij aan gedachten hebben over plannen van vrede, van een toekomst en van hoop.
Maar laten we ook nooit vergeten dat God de Almachtige is, de Alpha en de omega, het begin en het einde.
Zijn gedachten zijn niet onze gedachten en Zijn wegen niet onze wegen.
Zo hoog de hemel is boven de aarde, zo zijn Zijn wegen hoger dan onze wegen en Zijn gedachten hoger dan onze gedachten.
Zo spreekt God de Almachtige.
(Jesaja 55:8,9)

- Amen –




Lieve Vader in de hemel, de mens van tegenwoordig heeft vaak de neiging om U alleen te zien als een God van het goede, van liefde, van bewogenheid en daarin is soms weinig tot geen ruimte voor een God van toorn over de zonde, voor een God die toelaat dat Zijn kinderen verdriet hebben, pijn lijden, tegenspoed en tegenslagen hebben, vervolgt worden.
Woorden als gedachten van vrede en niet van onheil worden gebruikt om aan te geven, dat als we maar genoeg geloof hebben, U ons zal zegenen en ons een leven van voorspoed zal geven.
Maar deze woorden, Vader, die U door Jeremia heen sprak tot Uw volk, namen de zeventig jaren, die zij nog in ballingschap moesten doorbrengen, niet weg.
Net zomin U alle hobbels en bobbels weg zult nemen die nog op onze wegen komen, op onze weg naar ons eeuwig Vaderhuis.
De wereld heeft U, Heer Jezus, uitgespuugd.
Ze hebben U uitgelachen, gespot, gehoond.
Verraden, verloochend, geschopt en geslagen, met doornen gekroond, en opgehangen aan een kruis.
De grond was vaak uw bed en een steen Uw kussen.
Rijkdom en voorspoed was niet wat Uw leven, Heer Jezus, tekende.
Hoe zouden wij kunnen delen in Uw heerlijkheid, als wij niet willen delen in Uw lijden?
O Heer, laat ons toch zien voorbij financiële tegenslagen, voorbij de rijkdom van de wereld, voorbij de voorspoed van onze buren en onze blik richten op wat U ons heeft beloofd: ‘een hoopvolle toekomst – voor eeuwig bij U.’
Laat ons beseffen, dat als we in moeilijke omstandigheden verkeren, U gedachten van vrede over ons heeft, maar dat we het nu eenmaal in deze wereld niet altijd even makkelijk zullen hebben.
Tegenspoed en tegenslag betekent niet dat U geen gedachten van vrede over ons heeft, het betekent dat U in elke omstandigheid bij ons bent en we dichter tot U kunnen groeien en onze relatie met U zich kan verdiepen.
Maak ons waakzaam en alert voor de leugens van de boze en geef ons wijsheid en inzicht voor Uw waarheid.
Dank U, lieve Vader, voor de hoopvolle toekomst die mij wacht.
Dank U wel, dat ik mag leven in de wetenschap dat U gedachten van vrede over mij heeft en laat mij in tijden van onheil mijn blik gericht houden op de heerlijkheid die U voor mij hebt bereid.

- Amen –




Jezus beloofde ons niet
een leven van voorspoed;
dat de zon iedere dag
over ons leven zou schijnen.

Hij beloofde ons ook geen leven
zonder zorgen of verdriet;
of dat alle moeiten en zorgen
zomaar zouden verdwijnen.

Maar Hij gaf ons wel de belofte
op een hoopvolle toekomst;
waar Zijn licht en liefde
voor eeuwig zullen schijnen.

©Rita Klapwijk

zondag 8 april 2012

Week 15 - Voortgaan

Loop niet met ongelovigen in hetzelfde gareel. (vorm geen ongelijk span)
Wat heeft gerechtigheid te maken met wetteloosheid, of wat heeft licht uit te staan met duisternis?
Welke overeenstemming bestaat er tussen Christus en Satan, of wat heeft een gelovige gemeen met een ongelovige?
Bestaat er een overeenkomst tussen de tempel van God en de afgoden?
Wij zijn de tempel van de levende God!
Want Hij heeft Zelf gezegd: Ik zal bij hen wonen en altijd en overal met hen meegaan.
Ik zal hun God zijn en zij zullen Mijn volk zijn.
Daarom zegt de Heer: Trek uit hun midden weg, scheid u van hen af en raak niets aan wat onrein is.
Dan zal Ik u aannemen; Ik zal uw Vader zijn en u zult Mijn zonen en dochters zijn, zegt de Heer die alles in Zijn macht heeft.
2 Korinthe 6:14-18*

Dat is ons beloofd, vrienden.
Laten we ons dan zuiveren van alles wat ons naar lichaam en ziel bezoedelt, en ons volledig wijden aan God in eerbied voor hem.
GNB

Omdat wij dan deze beloften hebben, geliefden, laten wij onszelf reinigen van alle bezoedeling van vlees en geest, en de heiliging volbrengen in het vrezen van God.
HSV

2 Korinthe 7:1

* Voor andere Bijbelvertalingen van 2 Korinthe 6:14-18 <<Klik hier>>


Als eerste wordt er in de tekst die ons tot overdenking is gegeven, namelijk 2 Korinthe 7:1, gesproken over beloften, over ‘iets’ dat ons is beloofd.
Het is belangrijk om te weten over welke beloften het gaat, daarom heb ik een paar voorafgaande verzen erboven geplaatst.

Door omstandigheden ben ik later begonnen met dit schrijven dan anders en zo is het vandaag ‘Goede Vrijdag’ terwijl ik mij buig over deze woorden.
Eigenlijk ook wel weer heel bijzonder, want terwijl dit woord ons aanspoort  tot reiniging en heiliging van ons leven, gedenken we juist vandaag dat de Here Jezus voor al onze zonden en ongerechtigheden is gestorven.
Het is door Zijn offer, dat Hij gebracht heeft aan het kruis op Golgotha, dat wij zijn vrijgekocht.
Het is door Zijn offer, dat wij niet meer gevangen hoeven te zitten in onze zonden en ongerechtigheden.
Het is Zijn vergoten bloed dat ons schoonwast en reinigt van al onze zonden.
Door Zijn offer is de toegang tot onze hemelse Vader weer vrij.
En alleen door Hem te volgen en in Zijn voetsporen te wandelen (dus niet in die van de wereld) kunnen we een heilig leven leiden en de beloften van de Vader ontvangen en aannemen.
We kunnen immers niet twee heren dienen! (Mattheüs 6:24)

In 2 Korinthe 7:1 spreekt Paulus in liefde tegen de Korinthiërs en tegen ons.
In liefde spoort hij ons aan, wijzend op de beloften die wij van God hebben ontvangen.
Paulus komt niet met een opgeheven vinger van ‘jullie moeten …’.
Nee, hij wijst ons, in liefde, op de beloften die God ons heeft gegeven en hij spoort ons aan, juist omdat we deze beloften van God hebben ontvangen, ons leven te reinigen van alles wat het bezoedelt en om voort te gaan in het heiligingproces van ons leven tot eer van God.

Het woord bezoedelt is niet alleen vies maken, maar ook besmetten, aantasten, onteren.
En dat is wat zonde doet in ons leven.
Het maakt ons niet alleen vies, het tast ons leven aan, het besmet en onteert ons leven.
Was ons leven schoongewassen door het bloed van de Here Jezus, het wordt weer besmet als wij niet leven naar Zijn wil, Zijn woord.
Als wij meelopen en meedoen met de wereld, dan zal dat ons leven aantasten.
Onze relatie met God zal er door aangetast worden, er zal verwijdering komen en uiteindelijk, als we volharden in een leven in zonde, zal het ons opnieuw scheiden van Hem.
Als Zijn zoon of dochter is een ieder van ons de tempel van de Levende God; mogen wij die onteren?
God spoort ons aan om weg te gaan van die mensen die handelen en wandelen tegen Zijn wil.
God spoort ons aan om niets aan te raken wat onrein (onzuiver, besmet met, zondig) is.
Waarom?
Omdat we dan zelf onrein zullen worden en het zal tussen Hem en ons in komen te staan en dat is het laatste wat Hij wil.
Want Hij verlangt naar een diepe en innige relatie met ons.
( Het is wat anders als we omgaan met de mensen en/of komen op plaatsen waar God over spreekt, om te getuigen van wie Hij is en van Zijn verlossingswerk. Hier wordt gesproken over het meegaan, het meedoen, de verleiding daartoe, het van twee walletjes willen eten)

De Bijbel zegt dat, al leven we wel in deze wereld, we zijn niet van deze wereld.
We moeten dus ook niet mee gaan in het gareel van deze wereld.
 (Johannes 17:16; Romeinen 12:2)

Loop niet met ongelovigen in hetzelfde gareel, vorm geen ongelijk span…
Er staat hier niet dat we niet met ongelovigen om mogen gaan, maar dat we niet met hen mee moeten doen met de dingen die ingaan tegen God, tegen Zijn wil, Zijn woord.
Wat is dat soms moeilijk.
Want wat is de scheidingslijn soms moeilijk te zien en wat weet de duivel het soms zo te verdraaien dat het niet zo fout lijkt.
Wat denken we vaak van onszelf dat we wel zo sterk zijn, dat we ons niet tot zonden zullen laten verleiden, maar wat zijn we vaak zwakker dan we zelf denken.
(‘De geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak’ - Mattheüs 26:41)

God verlangt dat we ons uit zullen strekken naar een heilig leven, een leven dat Hem welgevallig is.
Een leven wat is tot Zijn eer.
Een leven dat gewijd is aan Hem en Hem alleen.
‘Wees heilig, want Ik ben heilig’; zegt Hij o.a. in Leviticus 11:44,45.
Daarom worden we opgeroepen om ons te reinigen en ons leven te zuiveren van alles wat dit in de weg staat.
Ons leven dient een leven te zijn, te worden, waarin we ons toeleggen om steeds heiliger te leven, dwz. zo te leven dat het meer en meer is tot Gods eer, meer en meer toegewijd is aan Hem.
En dat gaat niet lukken als we vasthouden aan dingen in ons leven die dit in de weg staan.
Laten we ons openstellen voor God en Hem vragen of Hij, door Zijn Heilige Geest, ons wil laten zien welk(e) terrein(en) van ons leven niet in overeenstemming zijn met een leven tot Zijn eer.
Laten we bidden om inzicht in het leven zoals we dat leven.
Laten we bidden om een hart dat bereid is om te veranderen, weg te doen, datgene wat Hij ons door Zijn Geest laat zien.
Laten we zo bereidt zijn  om ons leven te reinigen en te zuiveren tot eer van Hem.
Niet uit angst voor, maar uit liefde voor Hem, die ons zo heeft liefgehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.
Laten we daarom met een oprecht berouwvol hart tot Hem gaan als Hij ons laat zien wat niet goed is in ons leven, laten we daar verantwoordelijkheid voor nemen, onze zonden belijden en ons afkeren van onze verkeerde weg(en) dan zullen we vergeving ontvangen.

Laat het ons verlangen naar de vervulling van Zijn beloften zijn, die ons aansporen tot een  zuiver, heilig leven.
Bouwend op Zijn beloften, voortgaand op Zijn weg en in Zijn waarheid, zijn wij vrije, verloste, blijde mensen.




Lieve Vader in de hemel, wat bijzonder eigenlijk om precies vandaag hierbij stil te mogen staan.
Als ik dit mag overdenken en schrijven is het ‘Goede Vrijdag’, maar als het op de site komt te staan vieren we het Paasfeest, de Opstanding van de Here Jezus, Uw Zoon, uit de dood.
Al onze zonden heeft U, Heer Jezus, daar op U genomen, ook de zonden van het afgedwaald raken/zijn van U.
U weet, Heer Jezus, hoe makkelijk we soms afdwalen.
U weet ook hoe gemeen en geniepig de duivel werkt.
Hoe hij wat krom is recht doet voorkomen.
Heer, U weet welke wegen wij gaan.
U weet welke weg(en) ik ga; U kent mij immers door en door.
En daarom bid ik U zo, Heer Jezus, laat mij zien, door Uw Heilige Geest, welke dingen er in mijn leven niet zijn tot Uw eer.
Toon mij, welke dingen mijn leven bezoedelen, zowel lichamelijk als geestelijk.
Open mijn ogen zodat ik zal zien, maak mijn hart bereidt en mijn geest krachtig en sterk.
Dan zal ik zien welke dingen het zijn, dan zal ik bereid zijn om weg te doen en daartoe ook de kracht hebben.
Heer, Uw wil ik volgen en dienen, tot Uw eer wil ik leven.
Ik verlang, Vader, naar een heilig leven als Uw dochter (zoon).
Ik verlang naar een leven samen met U.
Dank U wel, dat U mij daar bij wilt helpen.
Ik prijs Uw grote Naam.
U zij alle eer en glorie.

- Amen –




Heilig en rein,
zuiver, zonder smet.
Wel in de wereld,
maar niet van.
Gekocht en betaald,
door Jezus ‘bloed gered.

Aangenomen,
volledig geaccepteerd.
Zoon of dochter
van de Allerhoogste.
Leef een leven
dat Hem eert.

Licht en duisternis
gaan nooit samen.
Je kunt nooit
twee heren dienen.
Laat Zijn wil zijn
jouw ‘ja en amen’.

Doe weg wat niet
is tot Zijn eer.
Reinig en heilig
je leven.
Leef toegewijd
aan God de Heer.

©Rita Klapwijk

zondag 1 april 2012

Week 14 - Overwinnend

‘U komt op me af vertrouwend op zwaard, lans en kromzwaard,’ antwoordde David. ‘Maar ik kom op u af vertrouwend op de almachtige Heer, de God van de slagorden van Israël.
U hebt Hem uitgedaagd.

Maar David zei tegen de Filistijn: U komt naar mij toe met een zwaard, met een speer en met een werpspies, maar ik kom naar u toe in de Naam van de HEERE van de legermachten, de God van de gelederen van Israël, Die u gehoond hebt.

1 Samuël 17:45

Jaren heb ik behoorlijk over deze tekst heen gelezen, in die zin, dat de diepte van de betekenis van deze tekst, aardig aan mij voorbij was gegaan, totdat ik eens het Boekje ‘Goliath de Baas’ van Max Lucado las.
Bovenstaande tekst werd aangehaald en belicht, en eigenlijk schrok ik ervan , dat ik dit al zo vaak had gelezen en tegelijkertijd over de diepe betekenis van deze tekst had heen  gelezen.

… maar ik kom op u af vertrouwend op de Almachtige Heer, de God van de slagorden van Israël.
… maar ik kom naar u toe in de Naam van de Heere van de legermachten, de God van de gelederen van Israël.

Wat zou ons leven er anders uitzien als we elke situatie, elke strijd, elk deel van ons leven zo tegemoet zouden treden.
Welk een overwinnend leven zou ons deel zijn …

Ik ga eerst nog even terug naar het begin van dit hoofdstuk.
Zowel de Filistijnen, als de Israëlieten, hadden hun troepen verzameld en hun kamp opgeslagen.
Allebei aan een kant van een berghelling en tussen hen in lag een dal.

Elke dag, wel 40 dagen lang, kwam er een kampvechter naar voren die de spot dreef met God en het leger van Israël.
Deze kampvechter, Goliath genaamd, was zeer imposant en joeg iedereen de stuipen op het lijf met zijn uiterlijk en zijn woorden.

Op een dag, precies op het moment dat Goliath verschijnt, is daar de jonge David, zoon van Isaï en de jongste van de acht, bij zijn broers in de gevechtslinie.
Hij ziet en hoort Goliath, maar hij hoort meer dan dat hij ziet.
In plaats van geïntimideerd te zijn door de verschijning van Goliath, is hij zeer verbolgen over hetgeen Goliath zegt.
Na wat over en weer gepraat met de soldaten en onenigheid met zijn broer over zijn vragen, wordt David bij Koning Saul geroepen en daar zegt hij: ‘Laat geen mens vanwege hem de moed laten zinken. Uw dienaar zal gaan en met deze Filistijn vechten.
Men probeert David er nog van te weerhouden, want men vindt hem te jong, te klein, te onervaren, maar David is vastberaden.
De Heere had hem eerder geholpen en David geloofde dat Hij dit opnieuw zou doen.
Saul wilde David nog toerusten voor deze strijd door hem zijn eigen gevechtstenue aan te trekken, maar David trok deze kleding weer uit, want hij kon er niet mee lopen.
Hij nam zijn staf, zocht 5 gladde stenen uit, die hij in zijn tas stopte, nam zijn slinger in de hand en liep op de Filistijn af.

Goliath keek op, zag David en verachtte hem, omdat hij nog jong was en hij laat dat ook duidelijk weten ook.
Hij beschimpt en vervloekt David, maar David laat zich, ook als hij oog in oog staat met Goliath, niet door hem intimideren, noch door zijn uiterlijk, noch door zijn woorden.
Hij antwoordt Goliath: ‘U komt op me af vertrouwend op zwaard, lans en kromzwaard, maar ik kom op u af vertrouwend op de almachtige Heer, de God van de slagorden van Israël. U hebt Hem uitgedaagd.’
( het hele verhaal van David en Goliath kun je lezen in 1 Samuel 17:1-54)

Ik denk dat een ieder van ons zo wel een strijd hebben te strijden.
Eigenlijk maakt het vlak waarop we strijden of hetgeen waar tegen we strijden helemaal niet uit.
De strijd is er en het is aan ons of we de strijd aangaan en als we hem aangaan, hoe we hem aangaan.

Ik was een verwoed rookster, wel een pakje sigaretten per dag en in tijden van stress nog wel meer.
Ook voor mij kwam het moment dat ik ervoer, dat God van mij vroeg om te stoppen en het roken te laten, voor Hem en omdat het beter was voor mijzelf.
Let wel: God vroeg het van mij, niet de mensen om mij heen die mij het leven af en toe zuur maakten met hun oordelen en opmerkingen!
Het heeft echter wel heel wat jaartjes geduurd en gekost voordat ik ook eindelijk kon zeggen dat ik was gestopt en niet meer rookte.
Een bijzonder verhaal op zich, wat ik met Goede Vrijdag ook op mijn site (Into Your Hands) wil plaatsen.
Vele pogingen had ik ondernomen en altijd was het: ‘Ik probeer te stoppen’, maar steeds opnieuw faalde ik.
Betrok ik God er niet bij?
Och, zeker wel, maar het was geen kwestie van ‘bid maar en het is weg en over’.
Ik weet wel, nu achteraf, waardoor het niet lukte, diep in mijn hart wilde ik het roken niet opgeven.
Het was geen kwestie van dat ik het niet kon, maar ik wilde het niet, want ik was bang voor de leegte, voor het gat, voor de kilo’s die er aan zouden komen.
Alleen al bij de gedachte ‘nooit meer’ kon ik al in ‘paniek’ raken.
Ondertussen voelde ik me bij iedere poging steeds schuldiger naar God toe, omdat het me maar niet lukte, dat mijn sigaret sterker was dan gehoorzaam  zijn aan Hem.
Wat heeft de boze mij aangeklaagd en het me moeilijk gemaakt!
Wat heb ik mij door hem laten intimideren en lam leggen!

Maar wat een geweldige God hebben we!
O ja, Hij zal ongetwijfeld veel verdriet hebben gehad om mij in dat proces, maar wat een liefdevolle en genadige God is Hij, dat Hij mij iedere keer weer vergaf en geduldig wachtte tot ik eindelijk mijn hoofd boog en gehoorzaam de weg ging van wat Hij mij gevraagd had.
D.V. 6 april - Goede Vrijdag 2012 – wordt het 5 jaar dat ik gestopt ben.
Het was niet makkelijk, maar die ‘Goede Vrijdag’ in 2007 ben ik de strijd aangegaan, zoals David de strijd aanging met Goliath.
Mijn rookverslaving was mijn Goliath (wist ik toen nog niet, hoor).

In de jaren die achter me liggen zijn er nog heel wat Goliath’ s in mijn leven voorbij gekomen en er zullen er ongetwijfeld ook nog heel wat komen.
De tijd waarin we leven wordt er immers niet makkelijker op.
Steeds meer en steeds vaker zullen we geconfronteerd worden met dingen die tegen God en Zijn woord ingaan en zullen we daarin keuzes moeten maken.
De verleidingen van deze tijd zijn groter dan ooit te voren en satan doet meer dan ooit zijn best om ons, kinderen van de Allerhoogste, te verleiden en het ons zo moeilijk mogelijk te maken.
Zijn tijd op aarde raakt op en hij gaat rond als een briesende leeuw op zoek naar wie hij kan verslinden.

De vraag is: ‘Laten we ons verslinden of laten we ons, net als David, niet intimideren en gaan we, met opgeheven hoofd, de strijd aan?’

… maar ik kom op u af vertrouwend op de Almachtige Heer, de God van de slagorden van Israël.
Maar ik ga op iedere strijd af – welke dan ook – in de Naam van de Almachtige Heer!
… maar ik kom op u af vertrouwend op de Almachtige Heer en God van Israël.
Maar ik ga iedere strijd aan – hoe groot en ontzagwekkend ook – in het volste vertrouwen in God, dat Hij mij zal helpen en de overwinning zal geven!

Op wie is ons vertrouwen?
Op wie zien wij?
Wie of wat zien wij als wij onze ‘Goliath’ in de ogen kijken?
Zien we de Almachtige God van Israël of zien wij alleen de omvang van onze strijd?
Is God voor ons De Levende God, die voor ons uitgaat en voor ons strijd?
Of is Hij Degene Die er wel voor anderen is maar niet voor jou?

David’ s vertrouwen in God ging nog verder dan alleen het uitspreken van zijn vertrouwen in God in het aangaan van deze strijd, hij zei namelijk ook: ‘Op deze dag zal de HEERE u in mijn hand overleveren…’
Whauw!
David vertrouwde er niet alleen op dat God hem helpen zou, maar hij stapte ook in die strijd gelovende dat God hem de overwinning zou geven!

Goliath vertrouwde voor zijn succes op zijn zwaard en op zijn speer.
David vertrouwde voor zijn succes op God.
Beiden spraken met evenveel overtuiging, maar er is maar Eén ware en levende God en op Hem vertrouwde David.
In Zijn Naam ging en streed hij.
En overwon!




Lieve Vader, wat kunnen wij ontzettend veel leren van deze jonge David.
Wat was zijn geloof en vertrouwen in U groot.
Het maakt mij stil, Here, te zien hoe hij zich niet laat intimideren door Goliath, maar Uw Grootheid, Uw Almacht, torenhoog boven Goliath uitziet.
Hij hoort hoe U, en het volk Israël, wordt beschimpt en gehoond en hij kan het niet over zijn kant laten gaan.
Hij ziet geen onoverwinnelijke reus, hij ziet alleen het kwaad, dat overwonnen moet worden en iemand moet dat doen.
En aangezien er niemand van de soldaten was die durfde, stond hij op om de reus zijn mond te snoeren, voor U en voor het volk.
Lieve Vader, wij hebben zo allemaal wel een strijd te strijden vroeg of laat en ik bid U, met heel mijn hart, dat U ons deze woorden van David dan te binnen brengt, zodat wij ons niet zullen laten intimideren, maar dat wij alles tegemoet zullen treden in Uw Naam en erop vertrouwend dat U ons de overwinning geeft.
Zo, Here, zullen we ons eigen ‘Goliathverhaal’ krijgen; waarop we terug mogen zien als we het moeilijk hebben of een nieuwe strijd hebben te strijden.
Zo, Here, kunnen we getuigen van Uw Grootheid en Uw Almacht en het zal ons tot kracht en sterkte zijn in moeilijke tijden.
Want U bent geen veranderlijke God, maar Dezelfde tot in alle eeuwigheid.
U hielp David, zijn gehele leven door, U hebt mij tot hier toe geholpen en U zal het blijven doen, zolang ik leef.
Dank U wel, Vader, voor zoveel liefde en genade.
Dank U wel voor wie U bent, voor wat gedaan heeft en nog zal doen.
Ik prijs Uw grote Naam.
Halleluja.

– Amen –




Intimiderend is zijn omvang,
zo ook de stampij
die hij zo graag maakt.
In alles is hij erop uit,
om mij het onderspit te doen delven
of ervoor te zorgen dat ik mijn strijd staak.

Groot is zijn misbaar,
ongeëvenaard de angst die hij mij
probeert aan te jagen.
Hij zet alles op alles
om mij onderuit te schoppen,
in de hoop en verwachting
dat hij daar zeker in zal slagen.

En zo belaagt hij mij,
beukt hij erop los,
keer op keer, dag na dag.
Dan komt Gods woord tot mij
en ik hervind in Hem mijn kracht
doordat ik opnieuw mag zien
wat ik in Hem vermag.

Zo wil ik voortaan leven
en op elke strijd afgaan in de Naam
van de Heer der legermachten.
Ziende op Hem,
kan ik iedere strijd aan
en op grond van Zijn Naam
de overwinning verwachten.

©Rita Klapwijk